De
zolder
is de ruimte in de
kap
van een pand. Soms is in de kap een extra vloer aangebracht,
waardoor een
vliering
ontstaat. Vooral vanaf het midden van de 19e eeuw verschenen kappen die geen
nok
meer hadden. Het bovenste deel was plat: dit is de
'
kap met plat'.
Het platte dak ervan rust op balken,
die deel uitmaken van een kapconstructie, het zijn de
dekbalken
van de
zoldergebinten.
Het dak kan vier dakschilden hebben, zodat het lijkt op een
schilddak,
dat afgetopt is
(en soms is het ook daadwerkelijk door zo'n verminking ontstaan). Bij dit type
dak
kunnen
een of twee
borstweringen
opgetrokken zijn, helemaal tot aan het
boeiboord
van het platte deel,
aan die zijden is dan geen
dakschild
meer te vinden.
De volgende stap in de ontwikkeling is het pand waarvan het platte dak gewoon op een
balklaag
rust,
die opgelegd is op de zijgevels. Er is nog wel een
dakschild aan één of twee zijden,
anders was dit immers een gewone
verdieping onder een gewoon
plat dak.
Voor zo'n schild zijn
gordingen
aangebracht,
maar een serieuze kapconstructie is niet meer te vinden. Het gaat meestal om een
voorschild:
het huis lijkt dan minder hoog en zo krijg je een vergunning, wanneer met de voorgeschreven
goothoogte
eigenlijk een pand met een bouwlaag minder bedoeld is.
Hoe noem je deze ruimte? Er is geen kap, dus het is geen zolder.
Het plafond wordt gevormd door een gewone balklaag, het is dus een
verdieping.
Maar toch een apart type, vanwege de schuine kant(en). Daarom heet dit een
'
zolderverdieping'.
Omdat deze een verdieping is, telt ze als een
bouwlaag.
De ruimte in een 'kap met plat' is een zolder en een zolder is geen bouwlaag.
Verwarrend is dat je zelfs op bouwtekeningen soms de term 'zolderverdieping' aantreft,
wanneer een echte zolder bedoeld wordt. Verkoopt dat beter?
Tekst: Jean Penders (01-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: auteur onbekend; bewerking: Jean Penders