Een 
schuifvenster 
        is pas een schuifvenster wanneer tenminste één van de twee 
        
ramen 
        kan schuiven. Dat is in ieder geval het 
        
onderraam. 
        De uitzonderingen die deze regel bevestigen 
        zijn waarschijnlijk schuifbare ramen die later zijn vastgezet, en eigenlijk is het dan een 
        ex-schuifvenster geworden. Tenzij het 
        
bovenraam 
        kan schuiven.
 
        De constructie is afgeleid van die van het onderraam, dus met een koord dat via een katrol aan 
        contragewichten is bevestigd. De opening kan hierdoor niet erg groot worden. 
        Op afstand is al te zien of het bovenraam een zakraam is: het 
        
kozijn 
        heeft dan een gleuf in het verlengde van het bovenraam.
 
        Omdat een schuifbaar bovenraam altijd naar onderen schuift, dus zakt, 
        heet het een 
zakraam. 
        Het is heel handig. Het biedt de mogelijkheid om te 
        
ventileren, 
        zonder dat een kat of andere insluiper een kans krijgt.
        Bij een schuifvenster met zakraam valt in gesloten toestand niets bijzonders te zien aan de 
        
wisseldorpel. 
        Maar als beide ramen open staan, zijn beide delen van die dorpel aan de wandel.   
        
        
        Het zakraam is een uitstekend 
        alternatief voor de foeilelijke ventilatiekasten, die niet zelden bij renovaties verschijnen. 
        Bij 
imitatie-schuifvensters 
        is het bovenraam meestal uitgevoerd als 
        
klepraam, 
        soms zelfs door een 
        
tussendorpel 
        van het onderraam gescheiden. 
        Ook wanneer het oorspronkelijke schuifvenster behouden blijft, wordt het vaak 
        verminkt door ook hiervan het bovenraam te verbouwen tot klepraam. 
        Hierbij wordt meestal dat raam verkleind, maar soms worden zelfs stukken uit het kozijn gehakt 
        om het bovenraam te kunnen laten draaien.
        Het zakraam is de oplossing voor alle problemen en het enige aanvaardbare alternatief.
        
        
        
        
          Tekst: Jean Penders (11-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders