Wanneer een kind een
dak
tekent, bestaat dat meestal uit twee tegen elkaar geplaatste vlakken.
In het verleden was dit dan ook de meest voorkomende dakvorm: de
dakschilden
staan op twee tegenover elkaar gelegen muren en raken elkaar in de
nok.
De overblijvende driehoeken worden afgedekt door de
topgevels.
Wanneer deze kopse kanten ook schuin zijn, speken we van een
schilddak.
Zijn de dakschilden naar buiten geknikt, dan noemen we het een
mansardedak.
Een 'half zadeldak' is een
lessenaardak.
Tekst: Jean Penders (03-2005). Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders