Wanneer je een gat in een bouwfragment ziet, keurig gehakt in een kant die niet
in het zicht hoort te komen, dan denk je in eerste instantie aan een
dookgat.
Maar wanneer het gat langwerpig is en bij nadere bestudering aan de korte
kanten schuin wegloopt, dan gaat het om een wolfgat. Hoe dieper je je hand
er in steek, hoe breder het gat. In doorsnede doet het dus denken aan een
zwaluwstaart.
Een passend stuk hout dat je in een zwaluwstaartverbinding legt,
kan het gat niet meer uit.
Op dit zelfde principe is het wolfgat gebaseerd.
Het is bedoeld om het blok natuursteen omhoog te hijsen.
Het gebruikte
hijswerktuig
is de '
wolf'.
Het is natuurlijk niet mogelijk om een passend stuk ijzer in het gat te laten zakken.
Daarom is de ijzeren 'zwaluwstaart' in drie stukken verdeeld.
De twee buitenste delen hebben naar het midden toe een rechte kant en een zich schuin
verbredende kant daar tegenover. Leg je deze twee stukken ijzer tegen elkaar dan is
de onderzijde breder dan de bovenzijde, maar samen passen ze wel door de smalle
bovenzijde van het wolfgat. En dan komt de truc: door ze opzij te duwen, ontstaat
in het midden ruimte voor het derde, rechte onderdeel. Steek je dat tussen de twee
andere stukken, dan zit alles helemaal klem.
Aan de bovenzijde wordt dan een staaf gestoken door een gat dat ieder onderdeel
aan de bovenzijde heeft, evenwijdig aan de bovenkant van het te hijsen blok.
Om de uiteinden van die staaf kan een touw of de ketting geslagen worden,
en het hijsen kan beginnen.
Ligt het blok op zijn plaats, dan gaat de staaf er uit,
het middendeel komt los en ook de beide andere delen zijn vrij.
Het wolfgat is ook bruikbaar bij modernere wolven, die op een
steenschaar
lijken, maar omgekeerd werken. Ze omklemmen het blok niet aan de buitenkant,
maar zetten zich tijdens het hijsen vast tegen de zijkanten van het wolfgat.
Tekst: Jean Penders (02-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders