Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Voeg

De stevigheid van metselwerk hangt maar voor een deel af van de sterkte van de bak- of natuursteen. Bijna onmisbaar is de mortel die deze verbindt. Alleen een enkele uitzondering bevestigt deze regel: bij stapelbouw worden de stenen koud op elkaar gelegd. Normaliter geeft de mortel de muur zijn kracht. Deze verbindt de stenen: de voeg is de laag mortel tussen twee stenen. Vroeger werd deze afgewerkt, bijvoorbeeld met een voegspijker. Tegenwoordig wordt verdiept gevoegd en nadien afgevoegd met speciale voegspecie.
De lange horizontale voegen zijn de lintvoegen, de korte staande de stootvoegen. Het patroon van de lijnen geeft het metselverband aan, kruis- en staand verband komen het meest voor. Het uiterlijk van een gevel wordt niet alleen bepaald door de gebruikte steensoort en het metselverband, ook het type voeg speelt een grote rol in het beeld. In de middeleeuwen werd vaak gekozen voor een platvolle voegen met een dagstreep, meestal in combinatie met het rood schilderen van de gevel met wit geverfde voegen. Dit levert een strak beeld. In de 18e eeuw bereikte men dat ideaal door de stenen heel precies op maat te bakken en desnoods bij te schuren. De voegen werden haast onzichtbaar dun. In de eerste helft van de 20e eeuw werden de stenen soms koud naast geplaatst zonder mortel, zodat de stootvoegen ontbraken. Dat kon gecombineerd worden met de toepassing van verdiepte lintvoegen.
Het belang van de voeg is akelig goed te zien wanneer bij de renovatie van een rijtje huizen bij één gevel de strakke gesneden voeg vervangen wordt door een platvolle. De geknipte voeg, die wat uitsteekt, wordt tegenwoordig met de beste bedoelingen ten onrechte vaak toegepast ter vervanging van een gesneden voeg. Bij het herstellen van voegwerk wordt ook vaak verkeerde specie toegepast: een te lichte kleur (met een Hans-en-Grietje-effect) of een te harde, waardoor de stenen kapotvriezen. Het omgekeerde is ook niet goed, dat levert uitgespoelde voegen.
Schijnvoegen suggereren een verband dat er niet is.

Tekst: Jean Penders (03-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders