De
vlechtwerkvulling
van
vakwerkbouw
bestaat uit om
vlechtstokken
gevlochten buigbaar materiaal,
waarop een afdichtende laag aangebracht wordt.
Wanneer deze vlechtstokken niet tegen de balken gespijkerd zijn maar er in opgenomen,
is er sprake van vitswerk.
Daartoe is in de balk aan de onderzijde van het vak een gleuf gemaakt.
De
vits
kan hierdoor in het
vitsgat
in de balk aan de bovenzijde gestoken worden.
Daarna komt het moeilijkste werk nog: het vlechten van de
vitsroeden
(zonder dat deze twijgen breken) of de
strobanden
(die niet uit elkaar mogen vallen).
Met eeuwenlange ervaring wordt hieroverheen een zorgvuldig samengestelde
vochtige laag van
leem,
gemengd met
stro
en/of haren, aangebracht.
Na het drogen is dit geheel een stevige wand geworden.
Vlechtwerk is dus in zekere zin ook vakwerk te noemen.
Tekst: Jean Penders, 09-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Petra Mesken/GG