Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Vensterkooi

Om ongewenst bezoek buiten te houden, zou een gebouw eigenlijk geen of weinig vensters moeten hebben. Dat kan: een kasteel heeft aan de buitenkant enkele lichtspleten en een heel stevige poort. Maar niet iedereen wil zo wonen. Grote vensters zijn prettig, maar vooral die van de begane grond moeten 'verdedigd' worden. Dat kan op allerlei manieren. Vroeger sloot men de luiken als de avond viel. Ook het aanbrengen van diefijzers was een probaat middel, nu nog vaak bij kelderlichten te zien. Is het venster groot, dan moeten de ijzeren staven onderling verbonden worden, om uitbuigen tegen te gaan. Dat traliewerk is een goed middel ter voorkoming van inbraak.
Het houdt echter niet alleen mensen buiten, maar ook binnen. Je kunt niet meer uit het venster kijken, bijvoorbeeld om te zien wie er aan de deur klopt. De oplossing werd gevonden in de vensterkooi: een traliewerk dat zo uitgebogen is, dat de veilig je nek kunt uitsteken. In de middeleeuwen konden de rijken zicht dit permitteren, er zijn er nog enkele smeedijzeren 'korven' over. De aanduiding 'vensterkorf' stamt mogelijk af van de uit buigzame takken gevlochten afdichtingen, die nog wel op schilderijen uit de 16e eeuw te zien zijn. De tralie blijft binnen het kozijn en de vensterkooi steekt flink uit. Zit het smeedwerk wel aan de voorkant van het kozijn, maat steekt het nauwelijks uit, dan is de term vensterkorf beter van toepassing.
Uit de 17e eeuw resteren exemplaren die aan de bovenzijde rijk versierd zijn. Na die tijd vond men al dat ijzer toch wel onvriendelijk staan. Er werden weer andere oplossingen bedacht. Tegenwoordig hebben we alarminstallaties met een zwaailicht. Daaraan kun je zien waar het de moeite loont om in te breken.

Tekst: Jean Penders, 04-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders