Een tuibrug lijkt op een hangbrug. In beide gevallen hangt het
wegdek aan (meestal) twee
pylonen.
Het verschil zit hem in de kabels, waaraan het wegdek (brugligger) hangt.
Bij een tuibrug is ieder van deze span- of tuikabels direct aan de hoge pyloon bevestigd,
bij een
hangbrug
aan een draagkabel die van pyloon naar pyloon loopt.
Daarom kan een tuibrug ook met één pyloon uitgevoerd worden, zoals bijvoorbeeld de
Prins Clausbrug
in Utrecht. Een enkele keer heeft een tuibrug maar één tuikabel aan iedere zijde van de pyloon.
Voor een heel lange brug kunnen meer pylonen gebuikt worden.
De
Rio-brug,
die met een overspanning van 2.252 m bij
Patras de Peloponnesos met het Griekse 'vasteland' verbindt, heeft er vier
(tot 65 meter diep onder water en nog 160 meter erboven).
De tuibrug is al rond 1800 bedacht. De eerste Nederlandse tuibrug, die bij
Tiel de Waal overspant, is uit 1975.
De tuien werden toen in beton uitgevoerd, bij latere bruggen in staal.
Wanneer het wegdek als een plank op pijlers ligt spreken we (meestal) van een
liggerbrug.
Tekst: Jean Penders (09-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Ton van Rooijen