Het
transept
(of dwarsschip) van een
kruiskerk
heeft aan weerszijden van de
viering
een transeptarm, ook wel 'kruisarm' genoemd.
Wanneer
schip,
koor
en transept uit dezelfde tijd stammen, liggen de
nokken
meestal even hoog en dan heeft de kerk
snijdende daken.
Een
vieringtoren
kan tot vier aparte
kappen
leiden; het is gebruikelijk dat die doorlopen tot
aan de toren, maar soms ligt deze vrij doordat de
daken
aan deze kant van een
schild
zijn voorzien.
Dat biedt meer mogelijkheden voor vensters in de toren.
Niet altijd is het transept zo breed dat de armen uitsteken ten opzichte van de zijgevels of zijkapellen van schip en koor.
Tekst: Jean Penders (11-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders