De torenhaan is al bijna net zo oud als het verschijnsel
kerktoren:
al vóór het jaar 1000 werden
klokkentorens
ermee getooid.
De torenhaan is een
windvaan
in de vorm van een
weerhaan,
maar deze laatste staat niet altijd op een toren.
Zoals zoveel aan en in de
kerk
heeft deze haan een stichtende bedoeling: hij verwijst naar de haan die kraaide toen Christus verloochend werd.
Hoe algemeen christelijk dit verhaal ook is, op Lutherse kerken, bijvoorbeeld, zie je een
zwaan.
En de
Domtoren van Utrecht
had in top altijd al een plaatijzeren voorstelling met het
silhouet
van
Sint Maarten
met de bedelaar.
Een
moskee
kiest op zijn
minaret
voor de halve maan, maar die waait niet met alle winden mee.
In plaats van 'haantje de voorste', wil de torenhaan 'haantje de bovenste' zijn.
In de loop der eeuwen werd deze hoogmoed vaak door de bliksem afgestraft.
Daarom aarzelde geen kerkbestuur om, na de uitvinding van de
bliksemafleider,
deze tot het beeldverstorende hoogtepunt van de
kerk te maken.
Tekst: Jean Penders, 05-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders