Een
gewelf
dat een halve cirkel als doorsnede heeft, heet een tongewelf.
Het kan van steen zijn, maar ook
houten tongewelven
komen veel voor.
Een middeleeuws stenen huis heeft vaak een
kelder,
die met een stenen tongewelf overdekt is.
De oudste voorbeelden zijn netjes halfrond en komen met hun kruin niet zelden flink boven het maaiveld uit.
Dat was handig wanneer men erboven hoog in een
opkamer
wilde zitten en die kon dan desnoods ook als vloedkamer dienen.
Maar later wordt het keldergewelf wat gedrukt uitgevoerd en heeft meer de vorm van een
korfboog.
Een
romaans
houten tongewelf is halfrond, maar in de tijd van de
gotiek
krijgt het de doorsnede van een
spitsboog.
Wanneer twee tongewelven elkaar doorsnijden, zoals dat al in
de
Romeinse bouwkunst
te vinden is, zijn de snijlijnen de graten.
Een
graatgewelf
is eigenlijk alleen dat vierkant waarin de twee tonnen elkaar snijden.
Enkele tongewelven naast elkaar kunnen gekoppeld worden, bijvoorbeeld
door een
arcade
of
-
dwarsgeplaatst
- door
gordelbogen.
Tekst: Jean Penders, 04-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders