Een tessera is een mozaïeksteentje. Het maken ervan is een soort steenhouwerswerk,
maar dan bijna op de
vierkante millimeter, het was vroeger dan ook een apart beroep. Platen fraai gekleurde
natuursteen
werden in 'tegeltjes' gehakt van enkele centimeters tot soms maar enkele millimeters
in het vierkant. Vierkant? Voor geometrische mozaïekpatronen geldt dat meestal
wel. Maar de bekendste
mozaïeken
beelden figuren af,
mensen, dieren en geplaatst in de natuur of in architectuur. Daarvoor zijn zorgvuldig in de
passende vorm gehakte steentjes nodig. Tegenwoordig zou het een taakstraf genoemd worden,
wanneer iemand de steenjes van een
Romeins vloermozaïek
zou moeten tellen, kun je
nagaan wat een werk het was om die te maken.
Heb je de steentjes, dan begint het moeilijkste deel van het werk pas. Ze moeten allemaal
op de juiste plaats komen en daar ook blijven zitten, ook na een fikse orgie.
In de loop der tijden zijn tal van materialen bedacht om de gewenste kleurenrijkdom te bereiken.
Wit en zwart
marmer,
gelegd in een geometrisch patroon, is al heel wat voor een villa boven de
Alpen. Voor de elite in Italië was dat niet voldoende, zoals Pompeï
ons overtuigend laat zien. Groen marmer, paars
porfier
en gekleurd glas boden meer perspectieven,
zelfs goudkleur bleek mogelijk. Dat was handig voor de heiligen in de
vroeg-Christelijke mozïeken.
Tesserae zijn ook veel gebruikt door de
Cosmaten,
maar bij hun vloeren doet zich de vraag voor
waar de grens ligt: hoe groot mag het mozaïeksteentje zijn? Tussen de tessera
en de
tegelvloer
ligt het
opus sectile.
Tekst: Jean Penders (03-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders