Om bij een
samengestelde balklaag
te voorkomen dat vuil tussen de
vloerplanken
doorstuift,
wordt aan de onderkant ervan, tussen de
kinderbinten
en evenwijdig daaraan, een dunne 'plank' aangebracht. Het woord
'
plank'
staat hier
tussen aanhalingstekens, want het gaat hier om
eikenhout
dat slechts enkele millimeters dik is. Dat heet
'
wagenschot'
en is 'kwartiers' uit de
boomstam
gezaagd. Dat klinkt ingewikkeld, maar als je de
cirkel van een
boomstam
volgens de vier
kwartieren van de klok verdeelt, dan lopen twee lijnen recht door het
hart van de stam: de lijn van '9 uur' naar '3 uur' en die van '12 uur' naar '6 uur'.
Als je op deze manier de stam in vieren doorzaagt, dan lopen de zaagsneden
precies haaks op de
jaarringen.
Een plank die kwartiers gezaagd is herken je daaraan.
Wagenschot is dus kwartiers gezaagd. Na de voorgaande uitleg snap je waarom er uit een
boomstam maar weinig hout komt dat precies kwartiers is gezaagd.
Dat wagenschot kostbaar was is dan al duidelijk.
De dikte van slechts enkele millimeters maakt het extra duur: het hele harde eikenhout
moest zeer voorzichtig bewerkt worden.
Wanneer de kinderbinten opgelegd zijn op de
moerbalken,
dan past ook daar een nette afwerking: de gat tussen de binten werd opgevuld met
kopschotjes.
Bij bouwhistorisch onderzoek mag bij samengestelde balklagen
het spreidsel natuurlijk niet over het hoofd gezien worden. Het is een indicatie van de status van de bewoners.
Toch valt het niet steeds mee om spreidsel te onderscheiden van,
bijvoorbeeld, verweerd triplex.
Tekst: Jean Penders (11-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders