In
metselwerk
wordt de
baksteen
normaal op z'n platte kant in lagen verwerkt.
Om verschillende redenen wordt de baksteen soms op z'n kant gezet, zodat het metselwerk een rij staande stenen bevat.
Staat de baksteen op z'n
strek
(lange kant), dan is een rij koppen te zien: dit is een halfsteens rollaag.
Wordt de steen op de korte kant gezet (de
kop),
dan ontstaat een (een)steens rollaag.
Ook een anderhalfsteens rollaag behoort tot de mogelijkheden, en zelfs meer.
Het gaat dan wel al in de richting van staand metselwerk.
De rollaag wordt gebruikt om muren aan de bovenkant te beëindigen
en om de schuine kant van een
topgevel
af te sluiten.
Ook boven, en soms onder
vensters en
deuren
worden rollagen toegepast.
Een rollaag kan geen druk opvangen, het is geen
ontlastingsconstructie.
Worden van een steens of anderhalfsteens rollaag de bakstenen naar de uiteinden toe schuin gezet, dan kan dat wel:
dan heet het een
strek
of strekse boog.
Wanneer alle stenen naar één kant schuin staan, is het een
stroomlaag.
Tekst: Jean Penders (03-2005). Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders