Een monument is iets uit het verleden, iets dat we willen bewaren omdat het mooi is, van belang voor de wetenschap
of ons herinnert aan een belangrijke gebeurtenis of persoon. Voor iedereen is zijn geboortehuis dus een monument.
We kunnen niet alles bewaren wat voor wie dan ook belangrijk is. Daarom hebben we met z'n allen heel democratisch het
'beschermde monument' uitgevonden. De bescherming is geregeld in een verordening (voor een
gemeentelijk
of provinciaal monument) of de
Monumentenwet.
Een wet geldt voor het hele land, een monument dat
via de Monumentenwet op de rijksmonumentenlijst is geplaatst, heet een
rijksmonument
en is soms herkenbaar aan een
monumentenschildje.
De
rijksmonumentenlijst
is een register (tegenwoordig digitaal) waarin de belangrijkste gegevens staan
in de vorm van een
'
redengevende omschrijving'.
Die bepaalt
wat van belang is
en
waarom.
'Wat' betreft plaats, kadasternummer en dergelijke en, voor de herkenbaarheid, een beknopte beschijving.
'Waarom' geeft de reden van de bescherming: die grijpt terug op de omschrijving en laat
- in principe - zien waarom dit monument behouden moet worden, waarom het voor heel Nederland van belang is.
De oudste redengevende omschrijvingen overtuigen niet echt: "Pand met lijstgevel, XIX.
Van eenvoudige doch harmonische architectuur". Tegenwoordig wordt er meer werk gemaakt van het verhaal.
Toch komt het regelmatig voor dat iemand niet overtuigd is, niet zo gelukkig
met de bescherming. Voor een wijziging
(een ander raam plaatsen, de kleur van de gevel veranderen, een binnenmuur wegbreken) is een
vergunning
nodig.
Dat een monument
gebruikt
moet kunnen worden, ligt voor de hand. Maar of de
voorgestelde wijziging de beste manier is om dat gebruik te bevorderen, daar kijken
deskundigen dan nog eens naar. Meestal komen die er samen met de aanvrager wel uit.
Maar niet altijd, en dat kan dan jammer zijn. Net zoals het jammer is dat er veel minder
waardevolle oude huizen zijn dan mensen die daar met liefde in zouden willen wonen.
Tekst: Jean Penders (10-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders