Een
gewelf
dat rust op
ribben
is een ribgewelf. Het gewicht van de
gewelfkappen
rust op de ribben, die het per
travee
concentreren op de beste plaats: recht boven de
pijlers.
Op die plek kan een
steunbeer
en een
luchtboog
voor tegendruk zorgen.
Door deze typisch
gotische
constructie worden de grote
lichtbeukvensters
met hun rijke
tracering
mogelijk.
Bij de steeds rijkere vormen van deze stijl verschijnen meer en meer
hulpribben:
tiercerons
en
liernen.
Het patroon krijgt de vorm van een
ster
of
waaier,
soms een zo fijnmazig
net,
dat tussen de ribben
tegels geplaatst kunnen worden.
De gewelfribben rusten op
kapitelen,
totdat ze in de late gotiek soms
teniet lopen.
De ribben kruisen elkaar in
sluitstenen.
De eerste gewelfribben hebben een rechthoekige of
ronde
doorsnede.
Via de
peerkraal
ontwikkelt het zich tot een
zeer gecompliceerd samengesteld
profiel.
Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders