Bij een
portico
denk je meestal een aan de
voorzijde geopende hal voor een belangrijk gebouw, zoals een kerk.
Een aantal zuilen scheidt dit voorportaal van de buitenwereld. Een
protiro
kun je omschrijven als een portico in het klein: niet veel breder van de
(hoofd)
ingang
van het gebouw en soms niet zo heel ver uit de gevel stekend.
Deze vorm, die bij romaanse of gotische kerken (vooral in
Italië) voorkomt, is een overwelfd
'
afdak'
dat aan de voorzijde op
twee zuilen rust, liefst op
portaalleeuwen
als wachters.
Bij een vierkante plattegrond kan de protiro een
kruisgewelf
hebben.
Zeker wanneer de voorbouw minder diep is, wordt hier gekozen voor een (soms spits)
tongewelf,
dat aansluit boven de buitenste
archivolt.
Aan de voorzijde is boven de boog meestal een
wimberg-achtige
driehoek te zien, deze rust vaak op
atlanten.
Het zadeldakje watert af naar de zijkanten.
Ook op andere plaatsen biedt de protiro
plaats voor beeldbouwwerk, onder meer de
zuildragende leeuwen
werden al genoemd.
Bij heel rijke voorbeelden kan boven het eigenlijke protiro nog een
loggia
in de voorbouw opgenomen zijn, een ideale plaats om het volk toe te spreken of voor een
reliekentoning.
Het portico is soms heel bescheiden en ondiep, het lijkt dan wel een
portaalvoorsprong
op zuiltjes.
Tekst: Jean Penders (03-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders