Van een
schild-
of
wolfdak
vallen de
uiteinden
van de
nok
het meest in het oog, daarom werden deze vaak versierd.
Meestal koos men als
ornament
een bol of een punt;
een combinatie deed het ook goed. Deze versiering heet
piron en is vrijwel altijd van
gebakken klei,
lood
of
zink.
De piron heeft ook een praktisch nut:
wanneer de
makelaar
door de
dakbedekking
steekt, kan deze zo beschermd worden.
De piron sluit goed aan op de machinaal vervaardigde
vorstpannen
wanneer deze bij het nokeinde samenkomen in een
T-stuk.
Een bijpassende gebakken piron kan daar dan gewoon opgeschroefd worden.
Tekst: Jean Penders, 12-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders