Klik hier voor grote foto (met gegevens)
- ALLES over dit onderwerp
- LIJST "plaatje & praatje"
- HOME    www.documentatie.org
Overgangsarchitectuur

De term overgangsarchitectuur wordt wel gebruikt voor veel bouwwerken die kort na het begin van de twintigste eeuw zijn ontstaan en die een overgang vormen van de neostijlen naar een meer moderne, niet of nauwelijks aan historische stijlelementen gebonden architectuur.Het gaat om ontwerpen die invloeden van Jugendstil, art deco, chaletstijl en Berlagiaanse architectuur vertonen, zonder tot één van die stromingen gerekend te kunnen worden.

Vaak is er al sprake van een typologische vernieuwing in plattegrond en opstand. De gevels tonen een combinatie van baksteen in - veelal - schoon metselwerk, verschillende kleuren verblendsteen, pseudo-vakwerk, rond-en hoefijzerbogen. Invloed van de chaletstijl is met name te vinden in het houtwerk: profileringen, ajourwerk, sierspanten in topgevels. Speklagen en boogvelden met metselmozaïeken verwijzen naar de neorenaissance; het gebruik van pleisterwerk is hierbij afgenomen ten gunste van verblendsteen. Invloed van Berlage is herkenbaar in lateien, uitgevoerd in hard- of kunststeen en ijzeren profielbalken. Het woord overgangsarchitectuur is een 'verlegenheidsterm', die verwarring kan geven met andere overgangsstijlen, zoals de romano-gotiek of de in betekenis hiervan afwijkende franse aanduiding 'style de transition' (overgangsstijl). Toch is tot nu toe geen betere term bedacht voor ontwerpen met de genoemde mengeling van invloeden. Tussen 1900 en 1920 zijn veel woonhuizen ontworpen, vaak door plaatselijke architecten of aannemers, in de overgangsarchitectuur.




Tekst: Jean Penders (02-2005) en Roger Crols & Thieu Knibbeler (12-1991). Foto: Jean Penders