In de
architectuur
is niet alles wat het lijkt. Achter een
gevel
gaat niet altijd schuil wat je zou denken.
Een gebouw kun je meer aanzien geven door een onnodig forse gevel. Dat kan op verschillende manieren.
Bij een pand met de nok loodrecht
op de
rooilijn
kan dat door de
voorgevel,
of een gedeelte ervan, hoger op te trekken dan het
dak
dat erachter schuil gaat, nodig maakt. Wanneer de 'te hoge' top van de gevel echt deel uitmaakt van die gevel, spreken we van een
opzetgevel. De naam is wat misleidend, want de term slaat alleen op de top die fors boven de nok uitsteekt.
Wordt de kap weggestopt achter een 'los' sierelement, dan is dat een
opzetstuk.
Een beetje steken topgevels
meestal wel boven de nok
uit, op zijn minst met een
tuitstuk.
Is de top een beetje hoger dan nodig, bedoeld als sierelement, dan is het een
topstuk.
Bij een opzetgevel kan voor de stabiliteit, net als bij veel topgevels, een
topgevelanker
toegepast worden.
De opzetgevel is geen uitvinding van de barok,
al past die stijl hem vaak toe.
De gotiek
ging vaak nog verder in de schijnvertoning, in de vorm van de
schermgevel.
De schijngevel,
daarentegen, verbergt de kap door de hele gevel onnodig op te trekken tot nokhoogte.
Tekst: Jean Penders (01-2019). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders