Meestal bestaan houten 
        
vloeren 
        uit parallel gezaagde, rechte 
        
planken, 
        maar er zijn ook exemplaren bekend met 
        
vloerplanken 
        of -delen die in breedte verlopen.
        Het smalle einde wordt de kop genoemd, het brede eind de staart of kont. 
        Omdat van de planken steeds een kop naast een staart ligt, heet zo'n vloer een 'kop-
aan-staartvloer'. 
        De vloerplanken zijn hebben ieder één kop en één staart en heten dus 
        kop-
en-staartplanken of -delen, ook wel kop-en-kontplanken.
        Dat verloop in breedte is toe te schrijven aan economisch houtgebruik; 
        het taps toelopen van de 
        
boomstam 
        is er in terug te lezen. Door deze keuze werd de 
        hoeveelheid resthout geminimaliseerd. Een consequentie was wel, dat door het schuin toelopen, 
        de planken om-en-om moesten worden gelegd. 
        Meestal werden deze delen aan de zijkant van 
        groeven 
        voorzien, waarin 
        
losse veren 
        werden aangebracht, die het verband van de vloer verbeterden en doorval van 
        gruis of stof voorkwamen.
        Een voorbeeld van een op deze wijze uitgevoerde 
        
grenen platenvloer, 
        dus van heel dikke delen, 
        werd aangetroffen 
        in het pand Korsjespoortsteeg 9 te Amsterdam.
        
Bij herstelwerkzaamheden moet een kop-aan-staartvloer op zijn plaats blijven liggen: 
        alles past zo precies in elkaar dat het uitgesloten is dat de vloer na demontage passend 
        herlegd kan worden. Deze vloeren zijn zo zeldzaam geworden dat ongeschonden behoud belangrijk is. 
        
        
        
          Tekst: Dik de Roon (10-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders