De koepel kunnen we niet gelijkstellen met het 
        
koepelgewelf. 
        De halfronde bol die dit 
        
gewelf 
        aan de binnenkant laat zien heeft meestal ook een 
        bolvormige buitenkant. In dat geval heeft het gebouw een koepel. Het komt voor dat een 
        koepelgewelf aan het exterieur helemaal niet te herkennen is. 
        Zo heeft menige 
        
romaanse 
        vieringtoren 
        een koepelgewelf, 
        maar pronkt de 
        
toren 
        met een hoge 
        
spits. 
        Omgekeerd kan het voorkomen dat een koepel geen koepelgewelf bevat. 
        Meestal vertonen de binnen en buitenkant wel samenhang, al rust het 
        dak van de koepel niet steeds direct op het gewelf. 
        De plattegrond van de koepel is meestal rond, maar kan ook veelhoekig zijn. 
        Het 
silhouet 
        is niet altijd halfrond, het kan ook de vorm van en spitsboog tonen.
        De koepel is in de 
        
centraalbouw 
        van de 
        
byzantijnse 
        kerken heel dominant aanwezig. 
        De centrale koepel wordt vaak door vele andere koepelgewelven omgeven, 
        die niet steeds van buiten te herkennen zijn. 
        Bij de centraalbouw van de 
        
renaissance 
        en 
barok 
        wordt de koepel soms zo fors, 
        dat deze de eventuele 
        
kerktorens 
        gaat overheersen.
        Voor een goede verlichting van de ruimte onder het koepelgewelf, wordt deze vaak op een 
        
tamboer 
        geplaatst. Ook is een koepel aan de bovenzijde meestal voorzien van een kleine of grote 
        
lantaarn.
        
        Het gaat bij een koepel echt niet altijd om een religieus gebouw. 
        Het journaal heeft bij commentaar op nieuws uit de USA meestal 
        een bepaalde koepel op de achtergrond. 
        Soms is de vorm van een koepel niet gekozen omwille van het beeld, 
        maar om praktische redenen. Een sterrenwacht is hiervan een goed voorbeeld.
        
        
        
        
        
        
        
          Tekst: Jean Penders, 02-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders