Je zou kunnen denken dat in een stenen
kerktoren
de klokken aan een balkje hangen, dat opgelegd is in de muren.
Maar dan onderschat je de krachten die optreden wanneer
klokken
geluid worden.
In feite hangen alle klokken samen in een heel stevige houten
(soms stalen) constructie, waar de toren als het ware omheen gemetseld is.
Het hout geeft wat mee,
wanneer de klokken beginnnen te zwaaien.
Met schoren en
andreaskruisen
is de klokkenstoel zo sterk mogelijk gemaakt.
In die stoel zijn de
luidbalken
zo opgehangen, dat ze kunnen kantelen.
De klok is er met beugels door zijn
kroon
heel stevig aan opgehangen.
Met
touwen
wordt de balk, en daarmee de klok, vanaf de lager in de toren gelegen
luidzolder
in beweging gebracht. De
klepel
blijft eerst recht naar beneden hangen, maar na een tijdje (hoe groter de klok, hoe langer het tijdje)
raakt hij de rand van de steeds verder uitzwaaiende klok. Pas dan hoor je de klok.
Hoewel een klokkenstoel meestal in een kerktoren staat,
zijn er ook
vrijstaande klokkenstoelen.
Dat is wel zo veilig voor het kerkgebouw.
Tekst: Jean Penders, 05-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders