Om een
deur
of
raam
te sluiten volstaat een platte reep
metaal - de klink - die aan één zijde draaibaar vastzit en
aan de andere zijde op het
kozijn
achter een haak valt. Om te zorgen dat de
klink dicht bij de deur (of het raam) blijft, grijpt een
beugel (de geleidekram) er overheen, die beperkt de speelruimte.
Door de haak op het kozijn de schuine vorm van een neus te geven kan de klink bij het
dichttrekken vanzelf in de haak vallen. Al is de klinksluiting geen
slot, toch kun je jezelf zo dus wel buitensluiten.
Het is dus handig om vanaf de buitenkant de
klink te kunnen laten draaien. Dat kan. Heel primitief is een touwtje dat door een
gaatje in de deur van boven aan de de klink trekt. Haal je het touwtje naar binnen,
dan zit de deur toch min of meer 'op slot'.
Het probleem kan ook opgelost worden door vlak onder de klink een tweede
draaibare reep metaal aan te brengen. Deze 'klinklichter' duwt de klink omhoog,
zodat deze uit de haak wipt. Aan de klinklichter is haaks een draaias bevestigd,
die dwars door de deur steekt. Aan de buitenkant wordt hierop
een handgreep vastgemaakt: een
kruk,
ring of iets anders dat je stevig vast kunt pakken.
Wanneer de klinklichter geen draaias heeft en met een
sleutel
in beweging gebracht moet worden, dan hebben we een
klinkslot.
Tekst: Jean Penders (11-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: J. SW. Krijnen