Het keperverband kennen de meesten min of meer onbewust: ze treden het dagelijks met de voeten.
Bestrating
bestaat heel vaak uit
klinkers
die in keperverband gelegd zijn.
Net als bij de
keperboog
is de keper dan de driehoek die gevormd wordt door twee
schuin tegen elkaar opstaande stenen. Bij een
keperboognis,
zoals een
kaarsnis,
raken de
bakstenen
elkaar bovenaan met één punt.
Bij het keperverband wordt de
kop
van de ene steen helemaal afgedekt door het laatste stukje van het
plat
van de andere. De hele rij kepers lijkt wel een lange pijl die één kant op wijst.
De volgende rij wijst dan de tegengestelde kant op.
Ook bij keperverband als vorm van
siermetselwerk
grijpen de stenen zo in elkaar.
In de
romano-gotiek
is dit patroon geliefd daar waar veilig versierd kan worden;
constructief is het geen bijster sterk
metselverband.
Om onderscheid te maken tussen de verschilende richtingen waarin gemetseld kan worden zien we de kepers als pijlen.
Bij '
horizontaal wijzend keperverband'
wijst de ene rij naar rechts, de volgende naar links.
Bij '
verticaal wijzend keperverband'
wijzen de rijen dus om de beurt omhoog en omlaag.
In beide gevallen staan alle stenen schuin ten opzichte van het grondvlak.
Bij het '
diagonaal wijzend keperverband'
is dat niet het geval en daarom wijzen de pijlen hierbij schuin omhoog en omlaag.
Wat is het verschil met het
visgraatverband,
dat we vooral van de
Romeinse
en
voor-romaanse
architectuur kennen? In de meeste gevallen gaat het dan om platte
natuurstenen die - net als het keperverband - pijlen vormen (horizontaal wijzend).
Bij het keperverband raken de rijen elkaar in een zig-zaglijn. Bij het visgraatverband
zijn ze door een rechte lijn gescheiden, ze raken ze elkaar slechts met
één scherpe punt.
Soms worden de rijen zelfs gescheiden door een dunne rij die een streep vormt,
waardoor het beeld van een visgraat ontstaat.
Tekst: Jean Penders (09-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders