Om licht in de duisternis te krijgen heeft een
kelder
een venster
nodig.
Helaas is het kenmerk van een kelder dat deze onder het
maaiveld
ligt en het benodigde licht is daarboven te vinden.
Er is dus een lichtschacht nodig, achter of vóór de gevel.
Erachter betekent dat er een rare 'kast' op de vloer komt, die het licht naar onder voert vanaf het
kelderlicht,
dat onder in de gevel zit.
Dat probleem heb je niet wanneer je de lichtschacht buiten maakt: dat is de koekoek.
Omdat er allerlei heel verschillende verschijnselen een 'koekoek' genoemd worden, spreken we hier over een
kelderkoekoek,
ook al zal er ook af en toe een
souterrain
mee verlicht worden.
Nu wil het in de Lage Landen nog wel eens
regenen,
en een 'put' die het water in de kelder laat lopen, is ongewenst.
Tal van oplossingen voor dit probleem kom je tegen. De wanden van de koekoek optrekken tot net boven het maaiveld, is het gemakkelijkst.
Maar op het trottoir geeft dat aanstoot: je hebt zelfs een vergunning nodig om in de openbare weg een koekoek te maken.
De enige mogelijkheid die dan nog overblijft, is proberen het water uit de koekoek weg te laten lopen, bijvoorbeeld door een zanderige bodem.
De zijkanten van de koekoek heten de
wangen.
Tekst: Jean Penders (03-2017). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders