Er zijn maar weinig stijlen in de
kunstgeschiedenis
die opeens ontstaan
en hun vormen uit het niets te voorschijn lijken te toveren. De
rococo
is er zo een en de Jugendstil nog duidelijker.
In beide gevallen ligt het accent op de
sierlijke
decoratie,
die op een speelse manier aan de florale natuur ontleend is.
Hoewel sommigen het zullen ontkennen: de Jugendstil is in Nederland eigenlijk
meer een versierkunst dan een architectuurstroming. In
België vooral zijn gebouwen te vinden die in iedere
steen, 'vezel' zouden we haast zeggen, de jeugdigheid van de stijl uitstralen.
In Nederland wijken de gebouwen die als Jugendstil beschouwd worden niet erg af
van hun leeftijdsgenoten,
behalve dan in hun decoratie. In wat de
'
overgangsarchitectuur'
genoemd wordt gaan de Jugendstilelementen
hand in hand met andere motieven.
Inmiddels is in deze tekst alweer een doodzonde begaan: Jugendstil is geen art nouveau.
En zeker geen art deco of varianten uit andere landen.
Toch wordt Jugendstil veel als verzamelbegrip gebruikt.
De naam is ontleend aan het Duitse tijdschrift 'Die Jugend',
dat in 1896 opgericht werd.
De bijbehorende Schwung van rond de eeuwwisseling ging meer verloren naarmate de
eerste wereldoorlog naderde: toen was het feest wel over.
In reliëfs en vooral tegeltableaus is meestal het zo kenmerkende
'
zweepslagmotief'
te vinden. De bijbehorende
asymmetrie is ook - vooruit dan maar - voor de architectuur bepalend.
Tekst: Jean Penders, 03-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders