Het hiërogliefenschrift van de oude
Egyptenaren
is niet het oudste schrift.
Tal van vormen van spijkerschrift zijn voordien al ontwikkeld in het Midden-Oosten.
De Soemeriërs ontwikkelden hieruit een reeks pictogrammen waarbij begrippen
'getekend' konden worden met een symbool, waarin verschillende tekens gecombineerd konden zijn.
De Egyptenaren vervolmaakten dit systeem, dat wij nu kennen onder zijn Griekse naam 'hiëroglief',
dat heilige inkerving betekent. Van ongeveer 2750 vóór Christus tot 350 na Chr. bleef het vrijwel onveranderd.
Er zijn drie soorten hiërogliefen: het woordteken (een pictogram voor een voorwerp of handeling),
het fonogram (medeklinkerteken)
en het determinitief (betekenis bepalend teken).
Een en dezelfde hiëroglief kon zowel een woordteken als een fonogram zijn.
De toevoeging van een determinatief gaf aan hoe het teken gelezen moest worden.
Even terug naar de fonogrammen. Eén zo'n hiëroglief kon de betekenis hebben
van één, twee of drie
medeklinkers (klinkers werden niet aangegeven). De medeklinkercombinatie voor 'pr' werd weergegeven door het symbool voor 'huis', want zo werd het
uitgesproken. Het symbool kon ook voor 'prj' staan, dat klonk bijna hetzelfde en betekende 'weggaan'. De tekening bleef een huis voorstellen.
Pas in 1822 wist de Fransman Champollion het schrift te ontcijferen en was de Engelsen daarin net voor. Een sleutelrol
hierbij speelde de ontdekking dat een
cartouche
om enkele tekens een koningsnaam aangaf.
In hiërogliefenschrift zijn hele tempelwanden 'beschreven' door te tekens in te hakken of te schilderen. Hiernaast
ontwikkelden zich twee varianten die gemakkelijker te schrijven waren en ook voor minder 'heilige' doeleinden gebruikt werden: het
hiëratische en het demotische schrift.
Tekst: Jean Penders, 04-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders