Een grondboog is een
boog
en hij zit in de grond: je ziet hem dus niet. Hij zit er dan ook niet
om bewonderd te worden, maar om nuttig te zijn als onderdeel van een
gemetselde
fundering.
Deze bestaat uit een muur, meestal met
versnijdingen,
die helemaal onder het maaiveld zit, en daarop rust het bouwwerk. In die
ondergrondse muur kan
één grondboog voorkomen, maar ook een heleboel. Dat hangt af van de
reden waarom zo'n boog geslagen wordt. Voor het leggen van een
fundering laat de bouwmeester een
geul in de grond graven totdat hij op een draagkrachtige laag stuit. Daarop
komt het fundament. Want op een verende veenlaag staat een huis
net zo min lekker als op druifzand.
Soms is er eerst een grondverbetering nodig of worden er
heipalen
geslagen.
Maar toch, op gegeven moment begint de
metselaar.
Zit er een zwakke plek
in de ondergrond, zoals bijvoorbeeld een ingezakte
beerput,
dan
'slaat men die plek over' door de muur met een boog eroverheen te bouwen.
De slechte plek wordt dan niet belast, het gebouw gaat daar dus niet inzakken.
Vaak is het niet nodig om de hele fundering vanaf de harde ondergrond op te bouwen,
een aantal poeren met bogen ertussen voldoen dan ook. Dat spaart héél
veel stenen, deze bogen zijn dan ook
'
spaarbogen'.
Spaarbogen worden ook bovengronds toegepast, maar dan zijn het geen grondbogen.
Dat een huis pas na de bouw onderkelderd is kan soms herkend worden aan
grondbogen in de kelderwand,
waartussen dan met latere steen de bogen dichtgezet zijn. Dat lijkt dan op
spaarvelden,
maar het verhaal erachter is heel anders.
Tekst: Jean Penders (01-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: R.Rijksen; bewerkt: Jean Penders