Een van de hardste
steensoorten,
die in onze streken in de bouwkunst gebruikt zijn, is het graniet.
De Nederlandse bodem levert haast geen
natuursteen,
en toch kan graniet hier gewonnen worden.
We zouden in dit geval kunnen spreken van een 'natuurlijk exportproduct' uit Scandinavië.
In de ijstijd hebben de gletsjers van de ijskap,
die vanaf de noordpool tot halverwege Nederland reikte,
heel veel puin voor zich uitgeduwd.
De grote stenen hiervan kennen we als
zwerfkeien.
Vaak zijn dit granieten stukjes van de bergen in Noorwegen.
Overigens zijn niet alle zwerfkeien van graniet en niet alle graniet komt uit Scandinavië.
De
hunebedden
zijn de eerste bouwwerken uit zwerfstenen. Bewerkt werden deze toen nog niet.
Later leerde men ze
kloven,
en de rechte kanten boden meer mogelijkheden.
Veel
romaanse
kerken in Denemarken en noord-Duitsland zijn van dit soort zwerkkeien gebouwd,
en zelfs in Nederland is een voorbeeld te vinden in
Odoorn.
Graniet kan heel verschillend ogen: bijvoorbeeld gespikkeld of met gekleurde strepen.
Het ziet er korrelig uit. Bestanddelen zijn vooral
kaliveldspaat, kwarts en glimmer, herkenbaar als glittertjes.
Graniet is moeilijk te bewerken, maar in Scandinavië en de
Alpen is het toch voor beeldhouwwerk gebruikt. Dat is dan wel meteen heel duurzaam.
Voor polijsten leent de steen zich uitstekend.
Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders