Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Goothoogte

De goothoogte is de maat van de gevel (waarmee meestal de voorgevel wordt bedoeld), gemeten van het maaiveld tot en met de dakgoot. Het zal duidelijk zijn dat kameren een zeer bescheiden goothoogte hebben, ze hebben maar één bouwlaag, de goot ligt dus maar een paar meter boven het straatniveau. Wanneer een huis veel verdiepingen heeft, gaat dit uiteraard gepaard met een forse goothoogte.
Bij een lijstgevel, die een eenvoudige bakgoot of een rijke Vlaamse goot in de kroonlijst kan hebben, is wel duidelijk dat je moet meten tot de bovenkant van die goot. De goothoogte betreft de snijlijn tussen de gevel en de onderrand van het schuine dakschild (dus ook bij een gootloos dakschild).
Bij een diep huis met zadeldak is de voorgevel een topgevel, waarop de term 'goothoogte' niet van toepassing is.

In de 19e eeuw zijn veel topgevels gewijzigd. In het ene geval werd de top helemaal weggehaald met als resultaat een eindschild boven de goot. Bij een ander pand kwam op de helft van de hoogte een goot (met een wolfeind boven een gevelbrede kroonlijst of wolfeindgoot). Soms werd de gevel verhoogd, waardoor het ongewijzigde dak er geheel achter schuil ging. Daarom kan achter een tweelaags voorgevel eenzelfde aantal bouwlagen zitten als achter een drielaags gevel
De goothoogte is bij deze gevallen wel duidelijk. Ingewikkelder worden verschijnselen zoals een kap met plat. Daarover bestaat nog wel eens verschil van mening, maar het gaat niet om het boeiboord van het platte deel, maar om de goot aan de dakvoet. En bij een attiek dan?

Waarom is dit nu zó belangrijk dat er zelfs processen over gevoerd worden? Omdat een hoger pand meer kubieke meters bevat en dus meer geld oplevert. Een opdrachtgever wil dus de hoogte in, maar bestemmingplannen leggen de maximale (in de praktijk dus meestal de minimale) goothoogte vast. Wat is er tegen hoogte? Hoog kan prachtig zijn, maar past niet overal. Daarom waakt de overheid over het stadsbeeld. Daarom ook ageren vele 'monumentale actiegroepen' tegen architecten, die beweren dat de bovenste bouwlaag niet meetelt wanneer de gevel ietsje helt of met een afwijkende materiaal bekleed is. Wie bij de rechter gelijk krijgt hangt niet af van de 'waarheid', maar uitsluitend van de definitie die het op die bepaalde plek geldende bestemmingsplan geeft.
Deze strijd is niet nieuw, de zolderverdieping is om dezelfde reden al rond 1900 populair geworden: een plat dak met een schild lijkt lager. Het gaat dan om een echte bouwlaag, die toch boven de goothoogte ligt. Daarom moet eigenlijk niet alleen de goothoogte voorgeschreven worden, maar ook de maximale hoogte van het gebouw.

Tekst: Jean Penders (04-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders