Bij een
koepel
denken we meestal aan een heel solide constructie.
Een stevig
koepelgewelf
dat schuil gaat onder een
koepeldak.
In de 19e en 20e eeuw zijn ook
koepels gebouwd volgens het principe van de
glazen kassen.
Een ranke
ijzeren,
later
stalen
constuctie vormt een raamwerk waarin de
glasplaten
liggen,
allemaal zorgvuldig op maat gesneden. Iedere laag heeft een andere vorm: hoe hoger, hoe
tapser de ruiten. Die zorgvuldigheid is belangrijk. Het
koepelgewelf is tevens koepeldak, dus er
mag geen spatje water doorheen kunnen. En toch moet de constructie berekend zijn op het
(ongelijk) uitzetten van van het glas en het metaal.
Tekst: Jean Penders (01-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders