Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Gewelf

Een stenen, gebogen overdekking van een ruimte heet een gewelf. Het metselwerk is gebogen om het eigen gewicht op te vangen. Bij heel grote ruimten zijn pijlers nodig om de grootte van de gewelven te kunnen beperken. Ook wanneer een ruimte erg laag is, kan deze niet in één keer overdekt worden: het gewelf zou dan te hoog worden. Daarom heeft een crypte veel kleine gewelven, terwijl het koor erboven in één keer overspannen wordt.
De eenvoudigste vorm van het gewelf is het tongewelf. Het koepelgewelf kan gezien worden als de ronde vorm hiervan. Een graatgewelf bestaat als het ware uit twee elkaar snijdende tongewelven. Worden de graten door ribben ondersteund, dan ontstaat het ribgewelf; hierbij wordt het gewicht van het gewelf nog sterker geconcentreerd tussen de traveeën. Hierdoor kunnen de vensters vergroot worden. Het eenvoudige kruisribgewelf, wordt later verfraaid tot ster-, net- en waaiergewelf.

Is een gewelf altijd van steen? Eigenlijk wel, maar bij constructies die heel erg lijken op de stenen overwelvingen wordt de term 'gewelf' ook gebruikt: een houten tongewelf, een stucgewelf zijn in feite schijngewelven.
De term 'pseudogewelf' slaat op een bepaalde constructiewijze van een stenen overdekking.
Tot de opkomst van het gewapend beton kon alleen een heel klein vertrek een een vlakke, stenen dekking krijgen; bij vlakke overdekkingen spreken we niet van een gewelf.




Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders