Al vóór het jaar 1000 kwamen
klokken
voor als middel om de
kloosterlingen op tijd voor de
getijden naar de
kloosterkerk
te roepen.
Daarna werden ook de gelovigen met klokgelui naar de
parochiekerk
geroepen.
Hoe hoger de klokken hangen, hoe verder het geluid draagt.
De
kerktoren
dankt hieraan zijn ontstaan. De klokken hangen in de
klokkenzolder,
maar als de
gevels daarvan dicht zouden zijn, dan kwam het geluid niet ver. De openingen heten de
galmgaten.
Met de
galmborden
daarin wordt het geluid gericht.
Romaanse
torens hebben vaak kleine galmgaten, voorzien van een
deelzuiltje.
De
gotiek
maakt ze veel groter en in de
tweetorenfronten
van de
kathedralen
zijn ze zeer nadrukkelijk aanwezig.
Bij veel parochiekerken is het heel wat eenvoudiger.
Wanneer de kerk in de loop der eeuwen langzaam 'groeit',
wordt de toren één of twee keer verhoogd.
Menige op het eerste gezicht gotische toren heeft onder de gotische galmgaten een romaanse
geleding
met de dichtgezette galmgaten uit die tijd.
Tekst: Jean Penders, 12-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders