De eucharistie, ook bekend als het 'Heilig Misoffer',
is het belangrijkste ritueel van de Rooms-Katholieke godsdienst. De
liturgie
van de 'mis' bevat een vaste volgorde van handelingen, met als hoogtepunt
de 'consecratie', de feitelijke eucharistie. Deze gaat
terug op het
Laatste Avondmaal.
Voor niet-katholieken is dit heilige moment moeilijk te bevatten:
door het uitspreken van een vaste formule verandert, volgens de leer van de Kerk,
het brood (de
hostie)
in het lichaam van
Christus
en de
wijn
in de
kelk
in Zijn bloed. Het is de herhaling van zijn
kruisoffer.
Het geloof in dit dogma van de 'transsubstantiatie'
is wezenlijk, wie het afwijst wordt als ketter beschouwd.
Omdat dit onderdeel van de leer gevoelig lag, heeft de Kerk heel wat 'wonderen'
nodig gehad om twijfelaars te overtuigen.
Alleen een
priester
kan en mag de eucharistie opdragen.
Sterker nog, hij moet dit iedere dag doen. De geconsacreerde hostie wordt als heilig
beschouwd en met de meeste eerbied behandeld. De
'
heilige reserve'
wordt bewaard in
een
pyxis,
een
eucharistische duif
of een
monstrans,
opgeborgen in een
sacramentshuisje
of
tabernakel.
In de loop der tijden werd de
vormgeving daarvan steeds uitbundiger.
Na de consecratie worden de hostie en de kelk (sinds de 12e eeuw) omhoog gehouden,
de 'elevatie', zodat de
gelovigen deze kunnen zien. De 'communie' is het nuttigen van de geconsacreerde hostie en wijn.
Voor en na de mis wast de priester zijn handen zorgvuldig in de
piscina.
Tekst: Jean Penders (03-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders