Het
doopsel
is het cruciale moment: dan hoor je erbij.
In de tijd van de christenvervolgingen kon deze stap tot je doodvonnis leiden.
De gebeurtenis kende dan ook een heel uitvoerig ritueel: de aspirant-gelovige
ging helemaal kopje onder, zoals
Christus
in de Jordaan.
Toen de kerk in de
4e eeuw
bevrijd uit de
catacomben
kwam en ging bouwen was het
baptisterium
bijna net zo belangrijk als het
kerkgebouw.
Een
kerken-complex
was vaak gegroepeerd rond de doopkapel. Daarin vormde de
piscina
het bekken voor de onderdompeling.
In de
middeleeuwen
werd gedoopt door water over het hoofd te gieten,
en een fors doopvont
was daarvoor meer dan genoeg.
Meestal is
dit
buitengewoon fraai bewerkt. De vont kan uit één stuk steen gehouwen zijn,
maar ook uit meerdere al dan niet losse elementen bestaan.
Vooral de
kuip
draagt vaak reliëfs, maar ook de
voet
kan rijk uitgevoerd zijn met bijvoorbeeld
leeuwen als dragers.
De hoeveelheid water, die nodig geacht werd, verminderde nadien nog meer en een
doopbekken
is in hervormde kerken voldoende. Dit wordt vaak op een
smeedijzeren
voet geplaatst.
Wanneer die beschikbaar is, wordt het bekken ook wel in een oude stenen doopvont gehangen.
Een fraaie variant op het doopbekken vormt de
doopengel.
Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders