Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Dijkhuis

Tot de mooiste Europese landschappen behoort het Nederlandse rivierenlandschap met zijn traag stromende rivieren, wijdse uiterwaarden en kronkelende dijken. De aanleg van de dijken stamt uit de middeleeuwen, maar daarna zijn ze vaak gewijzigd. Dijkdoorbraken lieten een litteken achter in de vorm van een wiel, een meertje waar de dijk dan weer omheen gelegd moest worden. Verder stonden vaak forse bomen op markante punten en tenslotte woonden velen aan de dijk. Soms laag, verscholen achter de dijk, vaak hoog, met de voordeur aan de weg over de dijk. Deze woningen heten dijkhuizen en werden zowel binnen- als buitendijks gebouwd.
De natuur is grillig, maar de mens is dat ook. Eeuwenlang werden de dijken steeds meer versterkt en verhoogd op een manier die - al was het maar uit praktische overwegingen - rekening hield met de gegroeide situatie. De meeste bochten werden gerespecteerd, de dijkhuizen ontzien.
In het laatste kwart van de 20e eeuw werd het met behulp van een noodwet mogelijk om dijken te verbeteren op de manier waarop rijkswegen aangelegd werden. Daarbij was weinig aandacht voor de waarden van landschap, natuur en de eeuwenoude dijkhuizen. Tegen het einde van die eeuw werd het beleid onder invloed van de vele protesten wat bijgesteld en bleek het ook mogelijk om subtieler voor meer veiligheid te zorgen. Gelukkig was toen nog niet het hele rivierengebied onder handen genomen. Daarom zijn er nog gebieden met originele dijkhuizen. De oudste hebben hun ingang flink wat lager dan de kruin van de dijk: het gevolg van de vele dijkverhogingen. Met enkele treden daalt men dan af naar de voordeur.
Omdat een dijkhuis 'ingegraven' ligt in het dijklichaam worden hiertoe niet gerekend de huizen die wat van de dijk af gelegen zijn en met een bruggetje op de dijk uitkomen.

Tekst: Jean Penders (06-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders