Het is de bedoeling - behalve hier en daar op het platteland -
dat iedere bezoeker zich aan de
voordeur
meldt. Hij klopt daar aan, al dan niet met behulp van een deurklopper.
Deze is inmiddels bijna overal verdrongen door een bel.
Dat begon in de 16e eeuw als een 'kleine klok' en hield die vorm eeuwenlang.
Inmiddels is de deurbel een elektrisch apparaat geworden.
Daar waar deze alweer weggemoderniseerd is door
intercom met video is het helemaal niet meer de bedoeling onaangekondigd
achterom binnen te lopen.
Het touwtje uit de brievenbus lijkt dan wel heel lang geleden.
De deurklopper heeft soms de meest voor de hand liggende vorm: een kleine hand.
Deze scharniert zodat de bezoeker hem op kan tillen. Hij is zo zwaar dat het
loslaten een flinke klap op de deur geeft.
Er zijn vele andere vormen uitgedacht, de mooiste misschien al wel in de middeleeuwen.
Vooral de rijke
bronzen kerkdeuren
zijn voorzien van fraaie exemplaren, meestal in de vorm van de
kop van een leeuw
die een ring in zijn bek houdt.
Deze fungeert als stevige deurklopper en dat was soms van levensbelang. Wanneer een
achtervolgde verdachte op tijd een kerk binnen kon vluchten, gold voor hem het kerkasiel.
De ring had ook nog een andere functie en dat verklaart waarom heel zware deuren vaak meerdere
kloppers op een rij hebben. Om te kloppen voldoet één exemplaar,
maar om de deur dicht te kunnen trekken moeten vele handen licht werk kunnen maken.
Voor deze functie zijn veel woonhuiskloppers niet geschikt,
op de plaats van de deurklopper is soms een
deurgreep
te vinden.
Tekst: Jean Penders (05-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders