Als een ruiter te paard, zo zit een dakruiter op de
nok
van het
dak.
Een flink dak, want vooral bij
kerken
en openbare gebouwen is de dakruiter te vinden.
Het gaat meestal om een kleine
spits,
die op een open
lantaarn staat. Hierin hoort een klokje wanneer er geen klokkentoren is.
De constructie 'verdwijnt' in het dak, maar je hoeft geen
bouwkundige te zijn om in te zien dat het
onzichtbare deel van de dakruiter stevig in de
kapconstructie
verankerd moet zijn om ongelukken te voorkomen.
Wanneer een kerk een
transept
heeft, zal de dakruiter op de
kruising van de
snijdende daken
geplaatst worden, we spreken dan van een
vieringruiter.
Op deze belangrijke plaats kan de vieringruiter zo uitgroeien dat deze welhaast een
vieringtoren
lijkt.
De gewone dakruiter blijft naar verhouding bescheiden. Hoewel de achtkante ruiter
gebruikelijk is, komt de zeskante ook voor.
Dan staan twee hoeken in de lijn van de nok. Enkele uitzonderingen bevestigen deze regel.
Tekst: Jean Penders, 04-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders