De meest voorkomende
dakbedekking
is de dakpan.
Deze meestal gebakken en in een bepaalde vorm geperste plakken
klei
hebben een hele
ontwikkeling doorgemaakt. De Romeinse
tegulae en imbrices
kenden een platte onderpan en een bolle bovenpan.
Hieruit ontwikkelde zich in de middeleeuwen de
holle en de bolle pan,
die via de
quackpan
tot de ons zo vertrouwde
golfpan
leidde.
In de 19e eeuw werd het handwerk verdrongen door de machine.
Dat leverde niet alleen goedkopere
pannen, maar ook een bijna oneindig aantal varianten.
De kop- en zijsluitingen die in één keer in de vorm geperst konden worden,
gaven ook een veel betere bescherming tegen inwateren.
Daarna kwamen nog goedkopere varianten op, zoals de
betonnen sneldekkers.
Een verhaal apart vormen de pannen van andere materialen.
Glazen pannen
werden tussen de gebakken pannen toegepast om op
een gemakkelijke manier toch een beetje licht op
zolder
te krijgen.
Metalen dakbedekking,
vooral van
zink,
verdrong vaak de pannen.
De saaie
dakschilden
die dit leverde
gaven aanleiding tot dakpan-achtige compromissen, zoals de
losanges.
Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders