Bij middeleeuws metselwerk is vaak een streep te zien, midden in de voeg. 
        Tenminste, wanneer we met een originele muurafwerking te maken hebben. 
        Het 
voegwerk 
        is immers in veel gevallen al herhaaldelijk vervangen. Vanwaar deze streep? 
        De kloostermoppen waren minder precies aan de maat als bijvoorbeeld hun 18e-eeuwse nakomelingen. 
        Om toch een strak muurwerk te krijgen werden de 
        
voegen platvol 
        afgewerkt. Dat gebeurde meteen bij het 
        metselen met de mortel, 
        dus niet achteraf met speciale voegspecie. Het metselgereedschap 
        waarmee dat gebeurde heet de 'dagge' (een soort 
        
voegspijker), 
        vandaar de naam van de gleuf. 
        De warmrode steen werd hierbij vaak deels ondergesmeerd. 
        Dat gaf niet wanneer de hele gevel rood geschilderd werd en de voegen daar in witte verf op 
        aangegeven werden. Een streep in het midden van de 
        
lint- 
        en 
stootvoegen 
        versterkte het gewenste beeld. 
        Desnoods werden hierbij ook 
        
schijnvoegen 
        toegepast.
        Ook zonder een dergelijke geschilderde afwerking was een dagstreep een verlevendiging 
        van het gevelbeeld.
        
        
        
          Tekst: Jean Penders (02-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders