Van een
zuil
is de
schacht
heel vaak versierd met verticale halfronde
gleuven:
de cannelures. De Latijnse term voor cannelure, 'stria' zie we meestal in het meervoud: 'striae'. Gecanneleerd heet 'striatus'.
Deze kunnen ook voorkomen aan
halfzuilen,
pilasters,
pijlers
en dergelijke.
De opstaande rand tussen twee cannelures is bij Dorische zuilen scherp en heet de
graat.
De cannelures tussen de graten zijn hoogstens een
kwartcirkel diep.
Bij de andere orden worden de cannelures gescheiden door een platte band, de
steg.
Het daarbij gebruikelijke profiel van de cannelures is
halfhol.
Wanneer het onderste deel van de gleuf gevuld is met een rond staafje heet dat
stafwerk.
Er zijn vele varianten op de brave, rechte cannelure.
Bij de
schroefzuil
lopen de cannelures over de volle hoogte schroefdraadvormig omhoog. Een
strigilis
is een korte,
S-vormige cannelure.
Tekst: Jean Penders (02-2005). Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders