Dat het leven van een 
        
boom 
        in het cambium zit, is niet echt overdreven. 
        Een boom groeit niet in het midden, waar het 
        
hart 
        zit, maar bijna aan de buitenkant van de 
        stam. 
        De oudste 
        
jaarringen 
        zitten dus bij het hart, de jongste aan de rand van het hout. 
        Die laatst gevormde lagen vormen het 
        
spinthout. 
        Vanaf de buitenkant gezien komt 
        eerst de 
        
boomschors, 
        dan de 
bast. 
        Het belangrijkste is nu nog niet genoemd: 
        tussen bast en spinthout zit het 
cambium, een bijna onzichtbare laag.
 
        Wanneer de bast verwijderd wordt, bijvoorbeeld door een aanrijding, dan is nog even het 
        vochtige cambium te zien, daarna droogt het uit en sterft af.
        Het cambium is een dunne laag weefsel die naar de ene kant de nieuwste jaarring maakt, 
        nodig voor de aanvoer van groeistoffen naar boven toe, en naar buiten toe nieuw bast, 
        waarin de zeefvaten voor de afvoer van afvalstoffen naar de wortels.
        Hoewel we bij 'cambium' vooral denken aan wat nu beschreven is, zit tussen bast en 
        schors ook nog een dunne laag die cambium heet.
  
        De boom groeit dus vanuit het cambium, daarin schuilt de levenskracht.
        Wanneer een boom geveld wordt blijkt dat een enkele keer heel duidelijk. 
        Uit de hulpeloze 
        
boomstam 
        komt dan vanuit het cambium een jong twijgje te voorschijn, op de grens van bast en spinthout. 
        
        
        
          Tekst: Jean Penders (05-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders