Een
gewelf
bestaat uit een constructie, vaak gemetseld van
bak-
of
natuursteen,
die een binnen- en een buitenkant heeft.
De binnenkant zie je wanneer je staat in de ruimte die door het
gewelf overspannen wordt. Het vlak dat je dan ziet is het
binnenwelfvlak.
Het
buitenwelfvlak is - heel voor de hand liggend - het vlak aan de buitenkant.
Het wordt ook wel de extrados genoemd.
Bij een
tongewelf
hebben het binnen- en buitenwelfvlak de vorm van een halve
ton
(of eigenlijk: halve cilinder). Bij een
ribgewelf,
dat tussen de
ribben
diverse
gewelfkappen
heeft, neemt het binnenwelfvlak dus een veel complexere vorm aan. Het buitenwelfvlak
is evenzeer opgebouwd uit diverse bolle vormen en dat is wat je ziet wanneer je
op Open Monumentendag onder de kap van een gotische kerk mag kijken.
Dat is heel bijzonder, ook al omdat de meeste buitenwelfvlakken helemaal
niet zichtbaar zijn. Wie over een
stenen boogbrug
loopt of winkelt langs de
Utrechtse grachten loopt over de tongewelven van de
werfkelders,
maar de buitenwelfvlakken
zijn afgedekt met een flink pakket zand en
bestrating.
Wanneer direct op het buitenwelfvlak dakbedekking aangebracht wordt, is er geen kap nodig.
Het dak is dan een
buitenwelfvlakdak
Tekst: Jean Penders (01-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders