Het is overdreven om te stellen dat er bruggen zijn zolang er
wegen
zijn.
Maar veel scheelt het niet: de
voorde
als doorwaadbare plaats in een
beek
of
rivier
was heel vaak een forse hindernis. Bij de totstandkoming van het
Romeinse wegennet
werden dan ook al veel bruggen gebouwd.
De betere
Romeinse
en
middeleeuwse bruggen
waren meestal stenen boogbruggen.
Eenvoudiger waren de houten bruggen, die afstamden van het
principe van de plank over de sloot. Ze spoelden regelmatig weg bij hoogwater.
In de middeleeuwen waren de bruggen over rivieren knooppunten voor het
verkeer, dat er meestal
tol moest betalen.
Aan tenminste één kant is meestal dan ook wel een stad te vinden.
In grote steden zijn de bruggen zelf dan vaak ook nog
bebouwd
met winkelhuizen.
Er zijn vele types bruggen, zoals de reeds genoemde
stenen boogbrug,
de stalen variant, de
liggerbrug,
de
hang-
en de
tuibrug.
Bruggen kunnen vast zijn of beweegbaar, zoals de
ophaalbrug,
basculebrug
en
draaibrug.
De overspanning ligt tussen de
bruggenhoofden.
Wanneer de afstand hiertussen te groot gevonden wordt, wordt de overspanning
op één of meer plaatsen geholpen door
pijlers.
Tekst: Jean Penders (09-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders