De balklaag is, samen met de
kap,
het belangrijkste houten onderdeel van een
huis.
Aan de ontwikkeling ervan kan een flink deel van de
geschiedenis van het bouwen
afgelezen worden.
De oudste stenen huizen hadden
enkelvoudige balklagen
van hoge
dennen
balken.
Voor de constructie van het huis, vooral van het
houten huis,
had de erop volgende dominantie van het
eikenhout
grote gevolgen.
Dikke eiken
balken
kunnen veel gewicht dragen, maar naar verhouding leveren deze
loofbomen
ook veel klein
hout
op. Daarom werd het efficiënt toegepast in de vorm van de
samengestelde balklaag.
De weinige zware
moerbalken
dragen een veelvoud aan dunne
kinderbinten.
In de eerste helft van de
17e eeuw
wint het
loofhout
de concurrentieslag op de bouw.
Veel rechte
boomstammen
zijn beschikbaar, maar deze zijn minder sterk.
Dus komt de enkelvoudige balklaag weer in zwang. Dat blijft zo, tenminste zolang de
vloeren nog op hout rusten.
Interessant is voor de
bouwhistoricus,
en voor de over zijn schouder
meekijkende geïnteresseerde bewoner,
de manier waarop in oudere panden van vóór het
eikenhout soms niet spoorloos is verdwenen.
Van een samengestelde balklaag werd soms een
enkelvoudige gemaakt door de kinderbinten te vervangen door
tussenliggers.
Ook kunnen
secundair gebruikte moerbalken
op de gekste plaatsen in het pand opduiken.
Aan een balklaag heb je niets, wanneer er geen
vloer
op ligt. De onderzijde is vaak afgewerkt met een fraai
plafond.
De
balken zijn het boeiendst bij hun uiteinden. Daar vinden we vaak
sleutelstukken
en de veer van de
muurankers,
waarmee de balklaag de zijmuren op hun plaats houdt.
Tekst: Jean Penders, 02-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders