Het amfitheater behoort tot de bekendste
Romeinse gebouwen.
Het is een geweldig groot gebouw, waarin de toeschouwers aan alle zijden van de ovale arena zitten.
Die arena, waarnaar soms het hele bouwwerk genoemd wordt, is de plaats in het midden,
waar de spelen plaats vinden.
'Amfi' betekent hier 'dubbel': bij een
theater
zitten alle toeschouwers aan één kant,
op trapsgewijs oplopende tribunes die samen een halve cirkel vormen.
Het amfitheater is dus een 'dubbeltheater': de oplopende zitplaatsen lopen aan alle kanten door.
Kon het theater tegen de helling van een heuvel gevleid worden, met het amfitheater lukt dat niet.
Er moet dus heel wat gebouwd worden. Om de ovale arena lopen evenwijdige gangen, gedekt met een
ringgewelf.
Het begint met één gang, maar hoe verder naar buiten, hoe meer van deze gangen boven
elkaar gebouwd moeten worden om de vereiste hoogte te bereiken. De wanden van deze gangen tonen
rondbogen,
om de beurt sluit hier een trap omhoog of omlaag op aan, gedekt door een
stijgend tongewelf.
Daardoor konden tienduizenden tegelijk via
deze straalsgewijs verlopende trappen na de voorstelling vertrekken.
Hoe krijg je zoveel belangstellenden bij een voorstelling? Om te beginnen: geen kaartverkoop.
Met gratis 'brood en spelen' werd het volk zoet gehouden. Was het theater bedoeld voor het
verfijnde drama, voor het amfitheater was geen spektakel te plat. Gladiatoren bevochten wilde dieren of
elkaar op leven en dood. Is dat leuk? Blijkens de verkoop van bepaalde computergames
is er nu nog steeds belangstelling voor dit soort bloederige spelletjes. Vooral het publiekelijk
doden van de vervolgde christenen heeft het amfitheater beroemd en berucht gemaakt. Vooral het grootste,
het colosseum in Rome.
Vandaag de dag mag dit niet meer. Daarom worden amfitheaters nu cultureler benut,
zoals bijvoorbeeld de opera-voorstellingen in
Verona.
Vermakelijk is dat
het amfitheater wordt doorvoor omgebouwd moet worden tot eenzijdig theater.
Net als het voetbalstadion voor een popconcert.
Tekst: Jean Penders (06-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders