Van boven gezien is de
oud-Hollandse pan
een rechthoek,
maar twee van de hoeken zijn 'beschadigd'. Iedere (rechtsdekkende)
dakpan
grijpt
rechts met zijn
wel
over de buurman heen, terwijl links een strook schuilgaat onder de linker buurpan
(bij
linksdekkende pannen
is het omgekeerd). Onderaan ligt de
dakpanvoet
op de
kop
van de onderliggende pan en ook bovenaan is een strook dubbeldik. Geen probleem?
Bij de hoek rechts boven en links onder zouden zo vier pannen op elkaar rusten.
Dat is teveel van het goede, dat geeft geen stabiele dekking. Daarom worden de hoeken
afgesnoten:
er wordt zoveel van ieder pan afgehaald, dat ze weer precies op elkaar passen.
Bij machinale pannen met een
kop-
en
zijsluiting
is al rekening gehouden met dit probleem,
ze 'missen' deze hoeken al.
Waarom werden de oud-Hollandse dan niet zonder die twee hoeken gebakken?
De reden is dat de traditionele pannen een voordeel hebben dat de moderne pannen
missen. Omdat ze geen sluitingen hebben kunnen ze wat strakker of minder strak gelegd
worden om precies met een heel aantal uit te komen bij de zijkant van het
dakschild.
Afhankelijk van zijn manier van dekken moet de dakdekker meer of minder afsnuiten.
Wanneer er veel meer van de pan afgehaald moet worden, zoals bij een
kilgoot,
dan spreken we van
'
behakken'.
Tekst: Jean Penders (01-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders