Galerijen
om hoog in een
kerk
te kunnen lopen,
bijvoorbeeld voor onderhoudswerkzaamheden, zijn er in allerlei vormen.
De bekendste en meest voorkomende is het
triforium,
dat tussen de
scheibogen
en de
lichtbeukvensters
loopt. In plaats daarvan, soms zelfs als aanvulling daarop, kan ook langs die vensters
zelf nog een looppad aangebracht worden. Het probleem is dan niet zozeer de
brede richel om langs het glas te
lopen, maar de doorgang die uitgespaard moet worden in de massieve overgang
tussen twee
traveëen.
Er is dus een tunneltje nodig, net als bij het triforium.
Wanneer de wand, waarin de vensters zijn opgenomen, een dragende functie heeft,
zoals bij de
romano-gotiek,
heeft deze nog een behoorlijke dikte. De vensters staan dan vaak min of meer los van elkaar.
Door vóór iedere
muurdam een kleine
pijler
te plaatsen kan het gewicht opgevangen worden.
Ook aan de buitenkant van de vensters kan een pad lopen: het
tafelment.
Tekst: Jean Penders, 06-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders