Wanneer na een lange
belegering
de zware
deuren
van de poort van een
kasteel
of van een
stadspoort
het uiteindelijk begeven onder het geweld van de
stormram,
lijkt alles verloren.
Toch is dat niet altijd zo. Veel poorten hadden aan de binnenzijde een laatste redmiddel:
het valhek, door velen 'hamei' genoemd. Het gaat om een heel groot houten
rooster
dat hoog opgehangen is en door
gleuven
in de zijkanten van de poortdoorgang kan schuiven.
Schuiven? Zeg maar vallen, donderen! Door zijn gewicht komt het met een
rotgang naar beneden
wanneer de
touwen
of kettingen, waaraan het hangt, los gelaten worden. Aan de onderkant
heeft iedere stijl van het hek een vlijmscherpe punt, dus berg je maar.
Die punten zijn niet zozeer bedoeld om de aanvallers te doorklieven,
al zouden de belegerden daar niet rouwig om geweest zijn.
Het hek wordt aan de zijkanten goed vastgehouden door de gleuven.
Doordat de punten zich door de klap in de grond boren, is ook de onderkant stevig verankerd.
De strijd is dus nog niet gestreden.
Tekst: Jean Penders, 09-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jeroen Krijnen